Op 28 februari 2019 werd de wet betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget goedgekeurd, die meteen op 1 maart in werking trad. Middels voormelde wet wenst de overheid het alsmaar toenemende fileprobleem aan te pakken of op zijn minst de ecologische kaart te trekken in de mobiliteitskeuze van de werknemers.
Bedoeling is immers om werkgevers en werknemers bij het samenstellen van het verloningspakket niet langer voor een (milieu- en verkeersbelastende) bedrijfswagen te laten kiezen, maar om hen de keuze te laten maken voor een milieuvriendelijke bedrijfswagen en / of te investeren in duurzame vervoersmiddelen zoals een elektrische fiets of openbaar vervoer.
Principe
In tegenstelling tot de mobiliteitsvergoeding (de zgn. ‘cash-for-car-regeling’) waarbij de werknemer zijn bedrijfswagen inruilt voor een bedrag dat sociaal en fiscaal voordelig wordt behandeld, heeft de werknemer in het kader van het mobiliteitsbudget de keuze om het vrijgekomen budget aan te wenden in één of meerdere pijlers.
Dit mobiliteitsbudget gaat uit van het principe van de ‘total cost of ownership’ en stemt overeen met de totale jaarlijkse brutokost voor de werkgever van de huidige bedrijfswagen of de bedrijfswagen waarop men recht zou hebben gehad. Dit omvat alle fiscale en sociale lasten en kosten (financieringskost, brandstofkosten, verzekeringen, …).
Drie verschillende pijlers
Het beschikbare mobiliteitsbudget, kan naar keuze gebruikt worden voor drie zgn. ‘pijlers’:
Pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen
De werknemer kan vooreerst beslissen om het mobiliteitsbudget te investeren in een milieuvriendelijke bedrijfswagen. Dit betreft hetzij een volledig elektrische bedrijfswagen, hetzij een bedrijfswagen met een beperkte CO2-uitstoot van maximaal 105 gr/km in 2019. Voor 2020 en 2021 bedraagt dit respectievelijk 100 gr/km en 95 gr/km. De huidige regels inzake fiscaliteit en sociale zekerheidsbijdragen voor deze bedrijfswagens blijven van toepassing.
Pijler 2: alternatieve en duurzame vervoersmiddelen
De werknemer kan ook zijn budget aanwenden in pijler twee, zijnde alternatieve en duurzame vervoersmiddelen. Dit kan zowel slaan op vormen van zgn. ‘zachte mobiliteit’ zoals een (elektrische) fiets of bromfiets, als op het openbaar vervoer of vormen van georganiseerd gemeenschappelijk vervoer zoals carpooling, autodelen, taxivervoer, …).
Aangezien investeringen door de werknemer in deze tweede pijler sterk worden aangemoedigd teneinde de mobiliteitsproblemen aan te pakken, wordt dit (deel van het) gespendeerde mobiliteitsbudget volledig vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen en belastingen in hoofde van de werknemer. Voor de werkgever is het gespendeerde budget bovendien volledig aftrekbaar.
Pijler 3: cash uitbetaling
De werknemer kan er ook voor kiezen dat een (deel van het) mobiliteitsbudget hem cash wordt uitbetaald. De uitbetaling in geld aan de werknemer gebeurt één keer per jaar en dit uiterlijk samen met het loon van de eerste maand van het daaropvolgende jaar. Aangezien de overheid dit evenwel wenst te ontmoedigen, wordt dergelijke uitbetaling wel onderworpen aan een bijzondere werknemersbijdrage van 38,07%. Noch patronale bijdragen, noch belastingen zijn evenwel verschuldigd.
Voorwaarden voor werkgevers en werknemers
Het initiatief tot de invoering van het mobiliteitsbudget ligt exclusief bij de werkgever, maar hij kan dit enkel invoeren voor zover hij reeds gedurende een ononderbroken periode van minstens 36 maanden, onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van het mobiliteitsbudget, één of meerdere bedrijfswagens ter beschikking heeft gesteld aan één of meerdere werknemers. Een uitzondering is mogelijk voor startende werkgevers.
De werkgever beslist zelf of hij hieraan nog bijkomende voorwaarden wil verbinden en voor welke (objectieve groep van) werknemers de mogelijkheid tot het omzetten van hun bedrijfswagen in een mobiliteitsbudget open staat.
Om misbruiken te voorkomen moeten de werknemers op het moment van de schriftelijke aanvraag minstens 3 maanden ononderbroken in aanmerking komen voor of beschikken over een bedrijfswagen én in de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag reeds minstens 12 maanden in aanmerking komen voor of beschikken over een bedrijfswagen bij de huidige werkgever.
Pas aangeworven werknemers of werknemers die overstappen naar een functie waaraan wel een bedrijfswagen verbonden is, kunnen wel onmiddellijk instappen in het mobiliteitsbudget.
Het mobiliteitsbudget kan gezien worden als een nieuwe tool in het kader van de optimalisering van het loonpakket van de werknemers. In tegenstelling tot de mobiliteitsvergoeding, heeft de werknemer in het kader van het mobiliteitsbudget wel nog steeds de mogelijkheid om te kiezen voor een – weliswaar milieuvriendelijke – bedrijfswagen. Wenst de werknemer geen bedrijfswagen, dan kan het mobiliteitsbudget worden aangewend voor alternatieve en duurzame vervoersmogelijkheden of een (gedeeltelijke) cash vergoeding.
De hervorming van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht: wat moet je weten vóór 2025?
17/10/2024 - De nieuwe regels van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek over buitencontractuele aansprakelijkheid gaan in op 1 januari 2025. Deze nieuwe regels leiden ...
Van conflict naar oplossing - geschillenregeling buiten de rechtbank om
01/10/2024 - Geschillen worden in de regel beslecht door rechtbanken. Voor geschillen tussen aandeelhouders is dit niet anders. De laatste jaren zagen echter versc...
In onze nieuwsbrieven lichten wij de voor u relevante juridische actualiteit en belangrijke wetswijzigingen toe. Schrijf u hier in en blijf op de hoogte.