Terug

Belang van het onderscheid

Recent hebben zowel het hof van beroep te Gent als de ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Kortrijk zich uitgesproken over het onderscheid tussen “een kredietopening” en “een lening op interest”. Een onderscheid dat bepalend is voor welke vergoeding verschuldigd zal zijn in geval van vervroegde terugbetaling van een krediet.

De problematiek van de funding loss stelt zich voornamelijk voor kredieten die werden afgesloten vóór de inwerkingtreding van de wet KMO-financiering van 21 december 2013 zoals gewijzigd bij wet van 21 december 2017.

De kwalificatie van de kredietovereenkomst speelt een rol wanneer de kredietnemer de ontleende gelden vervroegd wil terugbetalen. Indien de kredietovereenkomst gekwalificeerd kan worden als een “lening op interest” is de door de kredietnemer verschuldigde vergoeding ingevolge een vervroegde terugbetaling wettelijk begrensd op zes maanden interest (artikel 1907bis BW). Indien de kredietovereenkomst daarentegen gekwalificeerd dient te worden als een “kredietopening” speelt deze begrenzing niet en wordt de verschuldigde vergoeding berekend middels de funding-loss-methode, wat steevast tot een fors hoger bedrag leidt.

Een frequent voorkomende praktijk, zoals tevens aan de orde in bovengenoemde uitspraken, is bijgevolg dat kredietgevers de overeenkomst als een “kredietopening” benoemen. Gezien de mogelijkheid om een meer omvangrijke vergoeding te vragen is dat niet verwonderlijk.

De rechtbanken en hoven laten zich echter niet louter leiden door de terminologie die de kredietgever in de overeenkomst hanteert. Rechters beschikken over de mogelijkheid om een “kredietopening” te herkwalificeren als een lening op interest. Daarbij hebben zij veeleer aandacht voor de werkelijke, gemeenschappelijke wil van de partijen en de feitelijke omstandigheden.

Rechtspraak probeert duidelijkheid te scheppen

In de voornoemde uitspraken hanteren de rechtscolleges uitdrukkelijk de aan- of afwezigheid van “beschikkingsvrijheid” als onderscheidend criterium tussen beide kredietvormen. Op basis van de vaststelling dat de kredietnemer (i) noch het moment van opname, (ii) noch de besteding van de gelden vrij kon kiezen, oordeelden de rechtbank en het hof dat de kredietnemer over geen enkele beschikkingsvrijheid tot opname van het krediet beschikte.

In casu kon het krediet immers enkel worden aangewend voor het verbouwen van een onroerend goed (geen vrijheid quabesteding) en werden de kredieten slechts ter beschikking gesteld middels het voorleggen van de bouwfacturen (geen vrijheid qua moment van opname). De ontleende gelden dienden bovendien volgens vaste mensualiteiten te worden terugbetaald. Bijgevolg oordeelden de rechtbank en het hof dat de kredietovereenkomst in werkelijkheid een lening op interest betrof. De verschuldigde vergoeding ingevolge de vervroegde terugbetaling werd aldus beperkt tot zes maanden rente.

Het valt op te merken dat de ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Kortrijk tot bovenstaand oordeel kwam niettegenstaande het recente arrest van 27 april 2020 van het Hof van Cassatie. Hoewel dit arrest door sommigen wordt beschouwd als een duidelijke steun voor een bredere interpretatie van de kwalificatie “kredietopening” bevestigde de ondernemingsrechtbank het standpunt dat een kredietnemer in de voormelde omstandigheden geen beschikkingsvrijheid heeft.

Verder verduidelijkten het hof en de rechtbank dat zelfs wanneer een kredietnemer een te hoge funding loss betaalt, bijvoorbeeld onder druk van een nakende verkoop van het onroerend goed, hij zijn recht niet verliest om achteraf terugbetaling van de teveel betaalde vergoeding te vorderen. Afstand van recht wordt, aldus de rechtbank en het hof, niet vermoed. Uiteraard is het in dat geval wel vereist dat de kredietnemer zijn bezwaren ter kennis brengt aan de kredietgever.

Beschikkingsvrijheid als hét onderscheidend criterium?

Uit de rechtspraak van zowel lagere als hogere rechtbanken blijkt dat de vrijheid van beschikking minstens een pertinent criterium vormt bij het kwalificatievraagstuk, en dat deze afwezigheid van vrijheid door de voornoemde rechtspraak wordt afgeleid uit het feit dat de kredietnemer noch het moment van opname, noch de besteding van de gelden vrij kan kiezen.

Ongetwijfeld zullen er nog uitspraken volgen die een impact zullen hebben op de kwalificatie van kredieten en de praktische gevolgen hiervan.

Wij verwijzen in dat verband graag naar onze eerdere nieuwsbrieven d.d. 6 september 2018 en d.d. 12 april 2017, die eveneens aan dit onderwerp gewijd waren.

DELEN:

Recent nieuws

Reeks vennootschapsconflicten 399 x 314 px

Eerste hulp bij conflicten in een vennootschap

17/04/2024 - Goede afspraken maken goede vrienden, en toch is het mogelijk dat er in een vennootschap wrevel ontstaat. Een (beginnend) conflict betekent evenwel ni...

Lees meer
Sociaal Strafwetboek

Verhoging sanctieniveau 3 en 4 Sociaal Strafwetboek

29/03/2024 - Op 26 maart 2024 heeft de regering een wetsontwerp ingediend tot aanvulling en wijziging van het Sociaal Strafwetboek en verscheidene bepalingen van...

Lees meer