Terug

Op vrijdag 24 april 2020 is KB nr. 15 betreffende de tijdelijke opschorting ten voordele van ondernemingen van uitvoeringsmaatregelen en andere maatregelen gedurende de Covid-19 crisis in werking getreden.

Doelstelling van deze regeling is de bescherming van de continuïteit van de ondernemingen. De regering beoogt hiermee aan de ondernemingswereld een duidelijke boodschap te geven van ondersteuning (ademruimte) en staakt het vuren. De verwachting is namelijk dat reeds bestaande maatregelen voor een aantal ondernemingen niet zullen volstaan zodat deze beschermd dienen te worden tegen bepaalde acties van hun schuldeisers.

Ten gunste van ondernemingen

Het tijdelijk wettelijk moratorium wordt ingevoerd in het voordeel van de ondernemingen die onderworpen zijn aan het boek XX van het Wetboek Economisch Recht en waarvan de continuïteit bedreigd is door de verspreiding van de Covid-19 epidemie of pandemie en haar gevolgen. Uitgesloten van de regeling zijn ondernemingen die reeds failliet verklaard zijn, of niet geïmpacteerd zijn door de Covid-19 crisis, of op 18 maart 2020 reeds in staking van betaling waren.

Algemeen moratorium voor alle ondernemingen

Hoewel de wetgever ondernemingen aanmoedigt om hun opeisbare schulden stipt te blijven betalen, wordt een tijdelijk wettelijk moratorium ingesteld, dat ondernemingen beschermt tegen bewarend en uitvoerend beslag, met uitzondering van beslag op onroerend goed en bewarend beslag op zee- en binnenschepen. Het moratorium treft zowel oude als nieuwe schulden.

Daarenboven biedt het moratorium ook bescherming tegen gedwongen faillietverklaring en gerechtelijke ontbinding. De gedwongen faillietverklaring op initiatief van het Openbaar Ministerie of van een voorlopige bewindvoerder blijft wel mogelijk. De gemeenrechtelijke plicht tot aangifte van faillissement wordt geschorst gedurende de duurtijd van het wettelijk moratorium.

Ten derde beoogt de regeling een continuïteit van lopende overeenkomsten. Om die reden wordt eenzijdige of gerechtelijke ontbinding wegens wanbetaling van een opeisbare geldschuld gedurende de periode van opschorting uitgesloten.

Ten vierde werd beslist tot een verlenging van termijnen onder een reeds gehomologeerd reorganisatieplan in het kader van de procedure gerechtelijke reorganisatie.

Het KB stelt uitdrukkelijk dat de wettelijke opschorting geen afwijking inhoudt van het beginsel van betaling van opeisbare schulden. Het is dus niet de bedoeling dat een onderneming deze regeling zou aangrijpen om opeisbare schulden niet te voldoen. Daarnaast wordt expliciet vermeld dat gemeenrechtelijke contractuele excepties verder blijven gelden. Zodoende zal een schuldeiser nog steeds toepassing kunnen maken van de exceptie van niet-uitvoering, schuldvergelijking en retentierecht. Duidelijkheidshalve wordt in het KB bevestigd dat de regeling niet raakt aan de verplichtingen van de werkgever.

Tijdelijk

De regeling is in werking getreden op 24 april 2020 en neemt voorlopig een einde op 17 mei 2020. De mogelijkheid tot verlenging wordt evenwel uitdrukkelijk voorzien.

Opheffing te beslissen door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank

Het komt niet aan de individuele schuldeiser toe om te oordelen of de schuldenaar al dan niet buiten het toepassingsgebied van de regeling valt. De volledige of gedeeltelijke opheffing van de opschorting kan enkel worden gevorderd door een procedure kort geding in te stellen voor de bevoegde Voorzitter van de ondernemingsrechtbank. Bij het beoordelen van de vraag tot opheffing zal de Voorzitter onder meer rekening houden met:

  • de impact van de crisis op de omzet of activiteit van de schuldenaar;
  • de belangen van de verzoeker-schuldeiser;
  • de vraag of de onderneming-schuldenaar een beroep heeft gedaan op economische werkloosheid of verplicht werd te sluiten;
  • de globale schuldenlast van de schuldenaar en de kans op herstel;
  • de datum waarop de schuld is ontstaan (bv. na de uitbraak van de pandemie, toen de schuldenaar al zicht had op de gevolgen ervan).

Het KB nr. 15 is ingegeven door proceseconomische overwegingen. Om te vermijden dat de ondernemingsrechtbanken zouden worden overbelast en de onderneming tijd en geld zou dienen te investeren om bescherming te bekomen, wordt de bescherming automatisch verleend. Evenwel is nu reeds duidelijk dat voor een belangrijk aantal ondernemingen in moeilijkheden een wettelijk en tijdelijk moratorium niet zal volstaan om de continuïteit in de toekomst gegarandeerd te zien.

DELEN:

Recent nieuws

Sociaal Strafwetboek

Verhoging sanctieniveau 3 en 4 Sociaal Strafwetboek

29/03/2024 - Op 26 maart 2024 heeft de regering een wetsontwerp ingediend tot aanvulling en wijziging van het Sociaal Strafwetboek en verscheidene bepalingen van...

Lees meer
Newsflash

Interestvoet voor betalingsachterstand gestegen tot 12,5%

01/03/2024 - In het eerste semester van 2024 is de interestvoet voor betalingsachterstand gestegen tot 12,5%. Deze interestvoet geldt o.a. voor transacties tussen ...

Lees meer